Het werk van Stephen Shore (1947, New York City) geldt als vormend voor de hedendaagse fotografie en dient vele generaties fotografen tot voorbeeld. Hij verkende onophoudelijk de grenzen van de fotografie en koos onderwerpen die niet vanzelfsprekend als fotogeniek golden. Hij schakelde verschillende keren moeiteloos heen en weer tussen zwart-wit en kleur, experimenteerde met een verscheidenheid aan camera’s en werkte op alle denkbare formaten. De tentoonstelling beslaat de periode 1960–2016 en toont belangrijke keerpunten in zijn carrière.
Begin jaren zeventig doorkruiste Stephen Shore zijn thuisland Amerika en fotografeerde zoals hij keek: feitelijk en met een stijl die ogenschijnlijk gespeend was van artistieke pretentie. Hij fotografeerde onspectaculaire onderwerpen zoals motelinterieurs, een pannenkoekenontbijt, parkeerplaatsen en verkeerskruispunten. Hij schuwde bovendien het gebruik van onflatteus flitslicht niet, en fotografeerde in kleur, iets wat door grootheden als Walker Evans (Shores grote voorbeeld) als vulgair werd bestempeld en tot dan toe voornamelijk in de reclamefotografie werd gedaan.
Shore begon al op jonge leeftijd te fotograferen. Als achtjarige jongen kreeg hij zijn eerste camera, op zijn veertiende verkocht hij zijn eerste foto’s aan het MoMA en op zijn vierentwintigste exposeerde hij (als tweede levende fotograaf ooit) in het Metropolitan Museum of Art. Tussen 1965 en 1967 was hij kind aan huis bij Andy Warhols Factory en documenteerde de kunstenaar en zijn entourage tijdens hun dagelijkse bezigheden.
Na een korte periode te hebben geëxperimenteerd met conceptuele fotografie legde Shore zich in de twee daaropvolgende decennia exclusief toe op de kleurenfotografie. Met een beurs van het National Endowment for the Arts en de Solomon R. Guggenheim Foundation reisde hij door heel Amerika. Zijn kruistocht in kleur resulteerde in een aantal omvangrijke series. American Surfaces (1972–1973) bestaat uit honderden snapshots die samen een visueel dagboek vormen van zijn omzwervingen. Shore fotografeerde wat hij at, waar hij sliep en wie hij ontmoette. De serie werd voor het eerst geëxposeerd in de LIGHT Gallery in 1972. De hard uitgelichte snapshots vielen uit de toon tussen het werk van erkende fotografen als André Kertész en Paul Strand, beiden meester van de zwart-witcompositie, en werden aanvankelijk kritisch ontvangen.
Shore was voortdurend op zoek naar de grenzen van het medium, en die van zijn eigen technische kunnen. Hij begon met een 35mm Rollei, die hij afwisselde met de Mick-o-Matic, een camera in de vorm van Mickey Mouse. Voor de series Uncommon Places (1973–1981) en Landscapes (1984–1988) stapte hij over op 4×5- en 8×10-film. De logheid van de technische camera op statief die daaraan te pas kwam, bemoeilijkte het maken van snapshots, maar leverde wel de gedetailleerde opnamen op grootformaat waar Shore naar op zoek was. Dit resulteerde in verstilde composities van het stedelijke landschap: diners, straathoeken en etalages.
In de jaren zeventig gold Shore samen met William Eggleston en Joel Meyerowitz als een van de weinigen die in een kunstzinnige context werkzaam was met kleurenfotografie. Twintig jaar later werkte niemand meer in zwart-wit. Shore keerde de conventie opnieuw de rug toe met zijn series Essex County (1992–1995) en Archaeology (1994): detailopnamen van boomschors, stenen en archeologische opgravingen in grijstinten. Shores technisch vernuft en vernieuwingsdrang uitten zich tevens in New York City (2000–2002), een serie grote straatfoto’s in de traditie van Garry Winogrand, maar dan gemaakt met dezelfde logge technische 8×10-camera die hij gebruikte voor zijn landschappen.
Voor zijn recente kleurenwerk reisde Shore naar Oekraïne om het bestaan van overlevenden van de Holocaust te documenteren. Ukraine (2012–2013) verkent een voor Shore ongewoon beladen onderwerp. Het meest recente werk in de tentoonstelling is Winslow Arizona (2013), gemaakt op uitnodiging van kunstenaar Doug Aitken. Voor diens ‘nomadische happening’ Station to Station reed een trein in drie weken van New York naar San Francisco, waarbij kunstenaars en performers bij elke stop een evenement organiseerden. Gedurende een enkele dag fotografeerde Shore Winslow, de plek die sinds de jaren zeventig regelmatig in zijn werk terugkeert. De opnamen werden gescreend in een drive-in, ongeredigeerd en in de volgorde waarin hij afdrukte. Het werk is nu voor het eerst in Nederland te zien.
In 1970 was werk van Stephen Shore voor het eerst in Nederland te zien, als onderdeel van een groepstentoonstelling. Na een overzichtstentoonstelling in 1997 is zijn werk nu opnieuw in Nederland te zien. Dit grote, langverwachte retrospectief bevat meer dan 200 werken en beslaat alle twaalf zalen van het museum. Behalve foto’s worden ook zijn postkaarten, videowerk en (plak)boeken getoond. Ook zal zijn Instagram-account op de museummuur worden geprojecteerd. De tentoonstelling kwam tot stand op initiatief van Fundación MAPFRE en werd samengesteld door Marta Dahó. Na te zijn getoond in Fundación MAPFRE, Les Rencontres d’Arles en C/O Berlin is de tentoonstelling nu te zien in Huis Marseille.