Benjamin Brecknell Turner / Naar waarheid gefotografeerd / Vroege foto’s van Amsterdam en het Engelse landschap
Turner is terug in Amsterdam! Voor het eerst sinds hij in 1858 deelnam aan de tweede Tentoonstelling van Photographie en Heliographie presenteert huis Marseille nu een uitgebreid overzicht van deze vroeg Britse fotopionier: Benjamin Brecknell Turner (1815-1894). De hoofdmoot van de tentoonstelling bestaat uit ruim 50 foto’s uit Turners persoonlijk album: Photographic Views from Nature (1852-54), waarin hij als een van de eersten de beroemde Engelse countryside in zijn camera heeft vereeuwigd. Huis Marseille heeft deze tentoonstelling kunnen aanvullen met enkele unieke foto’s, die Turner in 1857 van Amsterdam maakte, uit de collecties van het Gemeentearchief Amsterdam, het Rijksmuseum en het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. De Britse kunstenaar Christopher Meigh-Andrews is gevraagd speciaal voor deze tentoonstelling een video te maken, die een van Turner’s bijzondere Amsterdamse stadsgezichten met het heden verbindt.
Turner werkte zoals veel pioniers met een grote camera op statief, waarin hij papieren negatieven maakte, die soms een belichtingstijd van wel 30 minuten vereisten. Omdat het destijds nog niet mogelijk was vergrotingen te maken betreffen zijn foto’s altijd contactafdrukken van ca. 30 x 40 cm. De structuur van het papieren negatief werkt door in de afdruk, een gegeven dat Turner in al zijn foto’s uitwerkte – zelfs toen de haarscherpe glazen negatieven al in zwang waren bleef hij papier gebruiken. Turner fotografeerde veelvuldig de weilanden, schuren en cottages rond Bredicot, Worcestershire, waar zijn schoonvader een buitenhuis had. Maar hij bezocht met zijn camera ook de beroemde ruines van Whitby Abbey en Rivaulx Abbey in Yorkshire, die door hun suggestieve, historische lading en dreigende atmosfeer een sterke aantrekkingskracht op de Victoriaanse reiziger hadden. Omdat hij door de stand van de fotografische techniek alleen in monochrome sepiatinten kon fotograferen, concentreerde Turner zich in zijn fotografie vooral op de licht- en schaduwwerking en structuren die kale boomtaken, rieten daken en ruïnes achterlieten op het matglas van zijn camera. In Amsterdam vormden de spiegeling van de grachtenhuizen in het vele water zijn belangrijkste bron van inspiratie.
De tentoonstelling is geproduceerd door het Victoria & Albert Museum, Londen, in samenwerking met The Metropolitan Museum of Art, New York, waar deze eerder te zien was onder de titel Benjamin Brecknell Turner, Rural England through a Victorian Lens. Het gelijknamige boek zal eveneens tijdens de tentoonstelling in huis Marseille verkrijgbaar zijn.
Rini Hurkmans / Dear Son
Huis Marseille beleeft dit najaar de première van Dear Son, Rini Hurkmans’ nieuwste video. Deze video gaat door op het thema van de Pietà, de moeder (Maria) die haar gestorven zoon (Christus) in haar armen op schoot houdt, dat in het werk van Hurkmans een grote rol speelt.In 1993 maakte Rini Hurkmans haar eerste Pietà, een fotoportret van de kunstenaar zelf, gezeten in een lege ruimte en op haar schoot een grote organische, coconachtige vorm. Uiteindelijk is deze foto de eerste geworden van een serie van zes, die nog iedere twee jaar wordt uitgebreid, waarbij steeds de vorm van het gedragen object en de achtergrond gewijzigd zijn.
Evenals in de Pietà serie worden we in de video Dear Son met een moederfiguur geconfronteerd. Op haar schoot vouwt ze bij herhaling een wit overhemd op. Terwijl de setting waarin deze eenvoudige, eindeloos lijkende handeling plaatsvindt, onveranderd blijft, veranderen de kleuren van het interieur en de kleding van de vrouw. Deze zijn afkomstig uit uiteenlopende tijdsperiodes en verschillende delen van de wereld. De kleuren van de dessins vloeien over van tere lenteachtige nuances via meer uitgesproken gele en rode tinten naar bezadigdere kleurschakeringen om via nuances van zilver en grijs te eindigen in zwarten. Gedurende de hele videofilm is een monologue interieur van de vrouw hoorbaar; we horen hoe ze in gedachten een brief aan haar dode zoon voorleest.
Arsath Ro’is / De Amsterdamse zandfotograaf
Het moet in het begin van de jaren zestig zijn geweest dat J.M. Arsath Ro’is, fotograaf bij het Gemeentearchief Amsterdam, van zijn brommertje stapte. Voor hem een bouwterrein. Van de fotografen die in dienst waren bij het Gemeente Archief was hij de man die een voorliefde had voor stadsdelen waar nog geen trottoir lag. De zandfotograaf werd hij genoemd. Arsath Ro’is liep over het bouwterrein tot hij het goede standpunt vond. Hij maakte een opname en wilde weer op zijn brommertje stappen. Maar het brommertje stond er niet meer. Het was gestolen. Arsath Ro’is kocht een nieuwe aan en nam zich voor dit exemplaar nooit meer onbeheerd zou achterlaten. Vanaf die dag staat op bijna al zijn foto’s ergens een brommertje.
Het is niet alleen het brommertje dat de foto’s van Arsath Ro’is zo bijzonder maakt. Er zijn heel wat fotografen geweest, in alle regionen van de fotografie, die geprobeerd hebben een non-foto te maken. Dat zijn foto’s die er niet uit zien als foto’s. Foto’s die je doen vergeten dat er een fotograaf is geweest die ze heeft gemaakt. Foto’s die de blik benaderen die ieder mens honderden, duizenden maken per dag op zijn omgeving werpt, zonder opzet, zonder vorm, gewoon omdat een mens nou eenmaal ogen heeft. In Duitsland zijn het echtpaar Becher en hun leerlingen daarmee een heel eind gekomen, in Frankrijk een kunstenaar als Jean-Marc Bustamante en in Nederland heeft Hans Aarsman, de samensteller van deze tentoonstelling, diverse pogingen gewaagd, maar de absolute meester van de non-foto blijkt toch een ambtenaar te zijn geweest die voor het Gemeentearchief Amsterdam werkte. Van 1959 tot 1981, het jaar waarin hij met de VUT ging, heeft Arsath Ro’is dertigduizend foto’s gemaakt. Hij fotografeerde de bouw van de IJtunnel, de aanleg van de metro, de aanleg van de ringweg, maar ook de buurten die plaats moesten maken voor nieuwbouw.
Als andere fotografen hadden gefotografeerd wat hij heeft gefotografeerd, zouden hun foto’s inmiddels een nostalgisch tintje hebben gekregen, maar niet die van Arsath Ro’is. Hoewel ze dertig, veertig jaar geleden zijn gemaakt, zien ze er nog net zo eigentijds uit als destijds de bouwwerken waren die hij vastlegde.