Interview

Eddo Hartmann

Setting the Stage: Pyongyang, North Korea

Eddo Hartmann

Brilliant Star Rocket, Three Revolutions Exhibition, Pyongyang 2017 © Eddo Hartmann

Gun instructor, Maeri shooting range, Pyongyang 2015 © Eddo Hartmann

Electronics Industry Hall, Three Revolutions Exhibition, Pyongyang 2015 © Eddo Hartmann

The Chollima Line, Metro Pyongyang 2014 © Eddo Hartmann

Trolley Bus, Somun Street, Pyongyang 2015 © Eddo Hartmann

Arch of Triumph, Pyongyang 2015 © Eddo Hartmann

Mangyongdae Schoolchildren’s Palace, Eddo Hartmann, 2014, 100, 124, C-print, HMA-2015-27

Lady in Blue, Changgwangwon Health Complex, Pyongyang, 2016 © Eddo Hartmann

In Eddo Hartmann / Setting the Stage: Pyongyang, North Korea laat fotograaf Eddo Hartmann (1973, Den Haag) een eerste blik op de Noord-Koreaanse hoofdstad zien. Hartmann, die eerder op de longlist van de Prix Pictet (2012) en de Dutch Doc Award (2013) stond, heeft een aantal jaren aan de voorbereidingen van dit nieuwe fotoproject gewerkt. Hoewel hij niet de enige Westerse fotograaf is die Noord-Korea tot onderwerp heeft gekozen, onderscheidt zijn werk zich van dat van anderen doordat hij de esthetiek van de architectuur de hoofdrol laat spelen. De beelden van het stedelijk landschap doen denken aan een decor, ze vormen het gezicht van een socialistisch publiek leven. De tentoonstelling geeft zicht op Hartmanns eerste kennismaking met de Noord-Koreaanse modelstad Pyongyang en is tevens een eerste episode van het voortdurende fotoproject. Vooraf aan de tentoonstelling sprak Huis Marseilles assistent conservator Anna Kruyswijk met Eddo Hartmann over de aantrekkingskracht van Pyongyang en de rol die de fotoserie voor hem speelt.

AK: Waarom heeft u Noord-Korea als onderwerp gekozen?

EH: Na mijn vorige, erg persoonlijke project Hier woont mijn huis had ik heel erg de behoefte om in plaats van naar mijn eigen innerlijke wereld naar totaal iets anders te kijken, iets dat heel ver weg van mij was. Wat ook mee heeft geteld bij het vinden van mijn onderwerp is dat ik altijd al geïnteresseerd ben geweest in ruimtes, locaties en landschappen waarvan je zou kunnen afleiden wat er daar is gebeurd. Door foto’s te maken van die plekken probeer ik het verhaal eruit te halen.

En, ik had al lang interesse in Korea. Ik lees veel over geschiedenis, en dan zeker over de Koude Oorlog waarvan je in Noord-Korea de nasleep kunt zien. Wat ook telt is een zekere mystiek rondom het land. We horen er veel over in de media, maar weten er tegelijkertijd erg weinig vanaf. Ik bedacht dat ik daar heel graag als fotograaf naartoe zou willen gaan en daar kan zien hoe het is. Ik wist omdat het Noord-Korea betreft dat dit letterlijk ‘zien’ maar een heel klein stukje zou inhouden, maar dat was ook het plan. Ik wilde uit de stad aflezen hoe de mensen zijn, en hoopte dat me dit zou gaan lukken.

AK: Dat hele kleine stukje bood al veel meer dan dat wij kunnen beseffen over Noord-Korea vanuit onze stoel?

EH: Dat kan ik niet goed beoordelen, ik durf wel te zeggen dat ik als fotograaf iets meer biedt. Ik wilde het project specifiek aanvliegen als een fotograaf en niet als toerist. Door me duidelijk te manifesteren als fotograaf laten mensen je gericht dingen zien, en daardoor andere dingen niet, wat een hoop vertelt.

AK: Hoe heeft u het voor elkaar gekregen daar te fotograferen?

EH: Dat is een belangrijke vraag. Ik wist dat ik te maken had met een uitermate gesloten land, en dat ik dit project niet in mijn eentje zou kunnen doen. Dus ik had na lang zoeken contact gezocht met mensen die al eerder documentaires en films hadden gemaakt, en hun voorgelegd om samen te werken zodat zij op hun beurt hun know-how over het land met mij zouden delen. Uiteindelijk heb ik het project opgestart met de documentairemakers Koryo Studio en zo kon ik daar fotograferen.

AK: Kunt u verder beschrijven hoe het proces is gegaan, van het eerste idee jaren terug tot dit interview voorafgaand aan de tentoonstelling?

EH: Ik ben met mensen over mijn interesse voor Noord-Korea gaan praten. Toen kreeg ik algauw door dat de hoofdstad erg interessant was vanwege het feit dat de beelden die ervan gemaakt zijn zo abstract waren. Ik kon me er niets bij voorstellen, het leken wel foto’s uit een andere tijd. Daarna bedacht ik een plan over wat praktisch mogelijk zou zijn, iets dat ik na het vinden van een projectpartner verder had uitgewerkt.

Maar eigenlijk zit ik nog midden in het proces, en deel straks in de tentoonstelling het eerste stukje daarvan.

AK: Als we nu inzoomen op de foto’s zelf, kunnen we zien waaruit het stedelijk gezicht van Pyongyang is opgebouwd. Wat maakt de architectuur in deze stad volgens u zo indrukwekkend?

EH: Wat voornamelijk indruk op mij had gemaakt is dat ik er achter kwam dat alles is gebouwd vanuit een politiek idee. Elk gebouw is van de staat, en wordt ook door de staat gecontroleerd – van kinderschool tot studie- of werkplek. De leiders spelen de hoofdrol in het publieke leven, dat wordt versterkt doordat overal door de stad verspreid luidsprekers staan die de boodschap van de workers party verkondingen. Wij zijn dat op die manier niet gewend, wat voor mij overigens geen waardeoordeel met zich meebrengt. Door een bepaalde architectuur is het moeilijk je aan de maatschappij te ontrekken en dat is behoorlijk indrukwekkend.

AK: Het idee van de stad is overweldigend?

EH: Ja, het gaat vooral om het idee achter de stad, en hoe zich dat in bouw laat vertalen. En dat dit idee ook continue wordt uitgedragen. De stad is niet neutraal maar is constant aanwezig en bepaalt de manier waarop het als plek iets met mensen doet – en andersom, hoe mensen iets met deze stad als plek doen.

AK: De beelden uit dit fotoproject ervaar ik persoonlijk als soort een extreme vorm van concentratie, dus je ziet een minutieuze organisatie van haarscherpe details. De mate waarin een strakke verschijning een rol speelt doet me denken aan ‘power dressing’ en het volgende citaat afkomstig van een militair generaal: “No wrinkles or sewing issues. If you don’t pay attention to appearance, that shows you don’t pay attention to detail, and you’re going to get people killed”. De zorgvuldigheid waarmee details in de foto’s zijn vastgelegd lijken een belofte voor het zien van details in het leven. In hoeverre ziet u dit zelf zo?

EH: Ik vind dat je dit heel erg mooi hebt geformuleerd. Je kan bij sommige beelden zeggen dat de eenvoud tegen saaiheid aanleunt, ze tonen geen heftige toestanden maar veelal lege straten of kamers. Maar ik besteed enorm veel tijd om juist hiermee aan de slag te gaan. Ik bouw elke foto heel voorzichtig op. Met die ‘overconcentratie’ werken mijn foto’s, en ik hoop dat dit ook op meer mensen overkomt. Ik geloof dat als je het ziet je het kan voelen. In de maatschappij die ik fotografeer speelt die precisie ook een hele grote rol: dat superschone, dat strakke, dat onderhouden – het is zo extreem. Op het moment dat je het ook zo registreert maak je dat voelbaar. Als ik bezig ben met fotograferen, en mijn slice van de realiteit moet vormgeven vallen mij al die details op. Ik kan daar naartoe gaan en een stukje tijd mee terugnemen wat je kan laten staan en veel langer naar kan kijken. Er zijn maar weinig plekken op de wereld waar het vacuüm van een ‘voorgeschreven leven’ zo duidelijk in de architectuur wordt vormgegeven. Dat vacuüm is wat je daar voelt, en het vastleggen daarvan is waar het in mijn foto’s om gaat.

AK: Is er een bepaald beeld waar u steeds naar blijft kijken, dat u het meest ‘geslaagd’ vindt?

EH: Het meest geslaagd, dat weet ik niet zo goed. Het project is natuurlijk nog zo jong, ik heb veel foto’s vorig jaar april gemaakt en dat is voor mij recent. Ik denk dat als het project is afgerond ik daar een beter antwoord op heb, dan zie ik duidelijk waar vorm en inhoud perfect samenvallen. Maar, het beeld dat ik vaak voor me zie als ik mensen over het project vertel is dat met de luidspreker op het hele lege plein. Dat is voor mij dé foto omdat de luidsprekers die permanent aan staan de boodschap versterken. En wat ook meespeelt is dat ik heel blij was met mijn vondst: één van de wielen van de luidspreker ontbreekt. Ik had achteraf een defectje gevonden van menselijke aanwezigheid.

AK: We stappen over op uw eigen menselijke aanwezigheid daar: u bent een van de weinige fotografen die in Pyongyang heeft mogen fotograferen. Hoe verhoudt u zich als Westerse fotograaf tot wat u hier om u heen zag?

EH: Er waren continu twee Noord-Koreaanse gidsen en een Westerse gids bij mij, plus nog een paar mensen die meekeken. Je voelt je als Westerling misschien wat buitenaards, maar als fotograaf ben je daar met een bepaald doel en dat is ook zichtbaar. Dat geeft mij een bepaalde houding en een omkaderde reden om daar te zijn. Het was voor mij persoonlijk ook een heel goed alibi om mijn nieuwsgierigheid te stillen.

AK: Welke fototechnieken heeft u gehanteerd om tot de uiteindelijke beelden te komen?

EH: Het belangrijkste wat betreft mijn techniek is dat ik alles vanaf statief heb gefotografeerd. Dat maakt je als fotograaf heel sloom, je kunt niet snel reageren op een situatie, maar het maakt ook dat je heel openlijk kan werken want iedereen kan zien wat je doet. En dat waren twee specifieke dingen die ik daar heel erg belangrijk vond, zodat mensen op hun manier op mij konden reageren. Soms was er weinig tijd en moest ik mijn ‘slow photography’ snel uitvoeren. Dan werd ik door de stad gejaagd van de ene naar de andere plek, en werd er als een soort Kodak-moment aan mij getoond wat er op die plek de bedoeling was – wat uitermate fascinerend is. De mensen die mij begeleiden stonden daadwerkelijk een paar meter tot een meter van mij vandaan om te zien wat je doet, daar kan je je niet aan onttrekken. Digitaal werken bood de mogelijkheid om het te laten controleren. Ik wist van tevoren dat ik me aan dit alles moest houden, en vond in de beperkingen juist mijn vrijheden. Op een gegeven moment konden we elkaar wel aanvoelen wat mogelijk is en wat juist niet. Verder werk ik altijd op middenformaat camera dat het mogelijk maakt dat ik achteraf heel precies alle details kan terugkijken. Dit moet heel secuur gebeuren want het betreft een onderwerp dat visueel in eerste instantie als eenvoudig overkomt. Alles is erop gericht om zo diep mogelijk in het werk te kunnen zijn.

AK: Uw zelfstandige projecten, maar ook het werk dat u in opdracht maakt, lijken ‘ruimte’ gemeen te hebben. De fotocontext rondom een specifiek onderwerp is ruim opgezet en komt vaak als eindeloos over. Welke rol speelt fantasie in uw fotografie?

EH: Fotografie is voor mij beleving. Ik bevind me van tevoren al op plekken die tot de verbeelding spreken en waar je een ruime horizon hebt, en letterlijk veel ruimte om een groot verhaal neer te zetten. De leegte die ik vaak opzoek geeft veel ruimte aan de beschouwer om er zijn eigen invulling aan te geven. En de ruime opzet maakt het verhaal krachtig: als je een enorme ruimte hebt met een kleine rode emmer, dan wordt die emmer pregnanter dan wanneer het een compacte ruimte betreft. Die automatische meerwaarde te midden van een ‘eenzaamheid’ is erg belangrijk in mijn foto’s.

AK: Eerder heeft u de veelgeprezen fotoserie‘Hier woont mijn huis’ gemaakt met de verlaten interieurs van uw ouderlijk huis. Een deel van die serie werd in 2013 tentoongesteld in Huis Marseille. Welke plek neemt deze nieuwe fotoserie in voor u?

EH: Die eerdere serie was wel mijn claim to faim. Ik doe heel veel redactioneel werk en opdrachtfotografie, en langzamerhand kom ik wat meer in de kunsthoek terecht door mijn autonome projecten. Hier was ik al langer mee bezig, maar na ‘Hier woont mijn huis’ is de ontwikkeling ervan in de stroomversnelling gekomen. Het heeft mij gestimuleerd om nog meer aandacht te besteden aan eigen projecten, en daar is deze nieuwe fotoserie een onderdeel van. Beide projecten zijn aanschouwend op een of andere manier, het is voor mijn gevoel de beste aanpak om dit onderwerp onder handen te nemen. Ook blijft het binnen eenzelfde thematiek, namelijk plekken en ruimtes waar dingen gebeuren en ik daar een waarheidsbevinding of een verhaal uit kan halen.

AK: U bent van plan om terug te gaan naar Noord-Korea, om het vervolg op het eerste deel dat straks in Huis Marseille wordt getoond te maken. Wat wilt u hiermee toevoegen aan de eerste episode?

EH: Het is een beetje als het schrijven van een boek: je hebt daar wel een idee over, en er staat al iets, maar ik voel dat er nog hoofdstukken moeten komen en het boek nog niet rond is. Maar waar die hoofdstukken precies naar leiden is heel erg afhankelijk van wat mij straks gaat lukken. De toegang is echt heel erg beperkt, dus ik kan pas weten hoe het afgesloten wordt als ik weet waar ik uiteindelijk naar toe mag gaan. Ik heb natuurlijk een plan gemaakt samen met Koryo Studio, maar of ik dat uiteindelijk zo rond kan krijgen is sterk afhankelijk van omstandigheden. Dat maakt het ook zo leuk, ik ben heel erg nieuwsgierig wat ik zal gaan vinden. Ook ben ik erg blij dat ik deze episode hier kan laten zien, dit stimuleert mij om stelling te nemen en de plekken van hieruit verder te onderzoeken.

AK: Wat denkt u dat de bezoekers van Setting the Stage het meest zal bijblijven over de tentoonstelling?

EH: Dat ga ik niet invullen. Ik hoop dat de mensen de ruimte en tijd nemen om op hun manier naar de foto’s te kijken, en er echt kennis van te nemen.

© Huis Marseille en Eddo Hartmann